Stilleggen |
De werkzaamheden aan een niet-productieve put beëindigen, de put met cementproppen afdichten en alle herbruikbare apparatuur in veiligheid brengen. Wordt ook gebruikt in verband met het stilleggen van een veld. |
Evaluatieput |
Put geboord als onderdeel van een programma van proefboringen dat uitgevoerd wordt om de fysieke grootte, reserves en potentiële productiviteit van een veld vast te stellen. |
Associated gas |
Ook: begeleidend gas. Aardgas dat met olieaccumulaties samengaat. Kan in opgeloste toestand in de ruwe olie in een reservoir voorkomen of als een kap van vrij gas boven de olie. |
Vat |
Eenheid voor volumemeting van aardolie en daarvan afgeleide producten (7,1 barrels = 1 ton:
6,29 barrels = 1 kubieke meter). |
Blok |
Onderverdeling van een Noordzee-areaal van bij benadering 10 x 20 km en onderdeel van een kwadrant. Blok 9/13 bijvoorbeeld is het 13e blok in kwadrant 9. |
Blow-out
preventers (BOPs) |
Hogedrukboorputafsluiters ontworpen om een ongecontroleerde stroming van koolwaterstoffen af te sluiten. |
Blow-out |
Een blow-out doet zich voor wanneer de druk in de put hoger is dan de druk die boorputafsluiters kunnen weerstaan. Olie en gas spuiten ongecontroleerd naar het wateroppervlak. |
Borehole |
Ook: boorgat. Het gat dat door de boorkop wordt geboord. |
Casing string |
Ook: verbuizingsstang. Stalen buizen voor de bekleding van een put nadat deze geboord is. Bestaat uit afzonderlijke stalen buizen die aan elkaar worden geschroefd. |
Christmas tree
(Subsea tree) |
Het geheel van appendages en afsluiters bovenop de mantelbuis waarmee de productie van aardolie wordt gestuurd. |
CNS |
Central North Sea ofwel Centrale Noordzee. |
Commercieel veld |
Olie- en/of gasveld dat naar verwachting voldoende netto rendement zal opleveren om ontwikkeling waard te maken. |
Voltooiing |
Het installeren van permanente putmondapparatuur voor de productie van gas en olie. |
Condensaat |
Koolwaterstoffen in gasvorm onder reservoiromstandigheden die echter vloeibaar worden wanneer de temperatuur of de druk wordt verlaagd. Mengsel van pentanen en hogere koolwaterstoffen. |
Coring |
Ook: kernmonstername. Steenmonsters uit een put nemen met behulp van een speciaal gereedschap, de “core barrel”. |
Kraanschip |
Speciaal gebouwd groot schip dat zware apparatuur op offshore-platforms kan hijsen. Kraanschepen ofwel “crage barges” zijn ook bekend als “derrick barges”. |
Cuttings |
Steensplinters die door de boorkop uit de formatie worden gehakt en die met de modder naar boven komen. Worden door geologen gebruikt om gegevens over de formatie te verzamelen. |
Derrick |
Torenvormige constructie die de meeste besturingsorganen voor een boring bevat. |
Ontwikkelingsfase |
De fase waarin een bewezen olie- of gasveld in productie wordt gebracht door boorproductie (ontwikkelings) putten. |
Drilling rig |
Ook: boorinstallatie. Boorunit die niet permanent op de zeebodem is bevestigd, bijvoorbeeld een boorschip, een halfafzinkbare installatie of een jack-up rig, d.w.z. een drijvend platform ondersteund door een aantal poten. Met drilling rig wordt ook de derrick met bijbehorende machinerie aangegeven. |
Droog gas |
Aardgas dat hoofdzakelijk bestaat uit methaan vermengd met slechts kleine hoeveelheden ethaan, propaan en butaan doch weinig of geen zwaardere koolwaterstoffen van de benzinefractie. |
Dry hole |
Ook: droge put. Put die niet (meer) productief is. |
E&A |
Afkorting van ‘Exploration and Appraisal’ (Exploratie en Evaluatie). |
E&P |
Afkorting van ‘Exploration and Production’ (Exploratie en Productie). |
Exploratieboring |
Exploratie- ofwel proefboring om vast te stellen of in een bepaald gebied of bepaalde aardlaag koolwaterstoffen aanwezig zijn. |
Exploratiefase |
De exploitatiefase die het zoeken naar olie of gas door middel van gedetailleerd geologisch en geofysisch onderzoek omvat, gevolgd door een of meer proefboringen waar dat zinvol lijkt. |
Exploratieput |
Put die in een gebied zonder bewezen olievoorraad wordt geboord. Ook bekend als “wildcat well”. |
Veld |
Geografisch gebied waaronder een olie- of gasvoorraad ligt. |
FPS |
Afkorting van Floating Production System ofwel drijvend productiesysteem. Drijvend opslag- en verlaadsysteem, vaak een schip of schipvormig drijvend casco dat voorzien is van tanks voor de opslag van geproduceerde ruwe olie en een methode voor het overpompen van de olie in afvoertankers. Deze systemen bezitten geen productie- of verwerkingsinstallaties. |
FPSO |
Afkorting van ‘Floating Production, Storage and Offloading vessel’ ofwel “Drijvend productie-, opslag- en losschip’ dat naast zijn opslag- en losmogelijkheden installaties aan boord heeft om ruwe olie van productiebronnen in te nemen en deze, door de olie van water te gas te ontdoen, voor de afvoer te bewerken. |
FSU |
Afkorting van ‘Floating Storage Unit’; drijvende installatie die alleen voor de opslag van olie bestemd is. Hierbij wordt de olie meestal via een pijpleiding in plaats van shuttletankers naar een onshore-installatie afgevoerd. |
Gasveld |
Veld dat wel aardgas maar geen olie bevat. |
Gasinjectie |
Proces waardoor het gescheiden ‘associated gas’ voor eventueel later gebruik in een onderaards reservoir wordt teruggepompt of de druk op de voorraad ruwe olie in stand wordt gehouden. |
Koolwaterstof |
Chemische verbinding die uitsluitend uit de elementen waterstof en koolstof bestaat. Kan voorkomen als vaste stof, vloeistof of gas. De uitdrukking wordt hoofdzakelijk in allesomvattende zin gebruikt voor olie, gas en condensaat. |
Injectieput |
Put die gebruikt wordt voor het pompen van water of gas in het reservoir. |
Jacket |
Het onderste gedeelte ofwel de “poten” van een offshore-platform. |
Lay barge |
Letterlijk ‘legschip’. Schip dat speciaal is uitgerust voor het leggen van onderzeese pijpleidingen. |
Liquified natural
gas (LNG) |
Olieveld of natuurlijk voorkomend gas, hoofdzakelijk methaan, dat voor transport vloeibaar wordt gemaakt. |
Liquified
petroleum gas
(LPG) |
Licht koolwaterstofmateriaal dat bij atmosferische druk en temperatuur gasvormig is en dat door druk vloeibaar wordt gehouden om opslag, transport en behandeling te vergemakkelijken. Commercieel vloeibaar gemaakt gas is meestal propaan of butaan of een mengsel daarvan. |
Manifold |
Een subsea-manifold is een constructie bestaande uit pijpwerk en afsluiters die gebruikt wordt om koolwaterstoffen vanaf een subsea-put naar andere faciliteiten af te voeren. |
Moonpool |
Opening in het midden van een boorschip of halfafzinkbare boorinstallatie die het mogelijk maakt boor- en duikwerkzaamheden uit te voeren. |
Aardgas |
Gas dat in de natuur voorkomt en dat vaak samen met ruwe aardolie wordt aangetroffen. |
NGLs |
Afkorting van Natural Gas Liquids. Koolwaterstoffen in vloeibare vorm die samen met aardgas worden aangetroffen. |
Olie |
Een mengsel van vloeibare koolwaterstoffen met een verschillend moleculair gewicht. |
Olieveld |
Geografisch gebied waaronder een olievoorraad ligt. |
Exploitant |
Bedrijf dat over een wettelijke vergunning beschikt voor het boren van putten en voor de productie van koolwaterstoffen als deze gevonden worden. De exploitant is vaak een onderdeel van een consortium en handelt namens het consortium. |
Doorlatendheid |
De eigenschap van een formatie die de stroming van een vloeistof door de poriën en in de boorput kwantificeert. |
Aardolie |
Generieke naam voor koolwaterstoffen, inclusief ruwe olie, aardgasvloeistoffen, aardgas en de daarvan afgeleide producten. |
Pijpleidingkruising |
Locatie waar twee of meer pijpleidingen elkaar op de zeebodem kruizen. |
PLEM |
Afkorting van ‘Pipeline and Manifold’; systeem waarmee producten in afvoertankers worden gepompt. |
Platform |
Offshoreconstructie die permanent aan de zeebodem is bevestigd. |
Reservoir |
Ondergrondse formatie waar olie en gas zich hebben opgehoopt. Bestaat uit poreus gesteente dat de olie en/of het gas bevat en een dekgesteente dat het ontsnappen ervan belet. |
Stijgleiding (boren) |
Pijpleiding tussen een BOP (blow-out preventer) op de zeebodem en een drijvende boorinstallatie. |
Riser (productie) |
De pijpleidingsectie die een putmond op de zeebodem verbindt met de christmas-tree. |
Shutdown |
Letterlijk: stilleggen. Stopzetting van de productie waarbij het platform tijdelijk niet produceert terwijl noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd. |
SPM |
Afkorting van ‘Single Point Mooring’ ofwel op één punt aanmeren. Offshore verankerde boei die als aanmeerpunt voor loswerkzaamheden dienst doet en als aansluitpunt voor tankers die olie of gas laden en lossen. |
Inspudden |
Activiteit van het boren van het eerste gedeelte van een nieuwe put. |
Stilgelegde put |
Tijdelijk afgesloten put. |
Template |
Op de zeebodem bevestigde metalen constructie die de basis vormt voor subsea-apparatuur. |
Topsides |
De bovenconstructie van een platform. |
UKCS |
United Kingdom Continental Shelf, d.w.z. het Britse Continentaal Plat. |
Wildcat well |
Put die in een gebied zonder bewezen olievoorraad wordt geboord. Ook bekend als “exploratieput”. |
WoS |
Afkorting van ‘West of Shetland Isles’, de eilanden ten Westen van Shetland. |